Wiesbauer

"Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt" – Jeroen Brouwers

ZOMER

fragmenten uit De zomer , een literair essay van Albert Camus uit 1939 (!)/1953, vertaling Eva Wissenburg

als fijnproeverij en inspiratie, ter reflectie, als aanmoediging tot revolte en verzoening,

‘Weet u wat ik het wonderlijkste vind in heel de wereld?’ vroeg Napoleon aan Fontanes. ‘Dat geweld niet in staat is iets duurzaams op te bouwen. Er zijn in de wereld maar twee machten: het zwaard en de geest. Op den duur zal de geest het altijd winnen van het zwaard.’

En wat we willen is juist nooit meer buigen voor het zwaard en nooit meer geweld gelijk geven dat niet in dienst staat van de geest.

Dat is een taak zonder einde, dat klopt. Maar wij zijn er om haar voort te zetten.

We moeten herstellen wat verscheurd is, zorgen dat het recht voorstelbaar wordt in een overduidelijk onrechtvaardige wereld.

Het voornaamste is dat we niet wanhopen. Laten we niet te veel luisteren naar iedereen die roept dat dit het einde van de wereld is.

Ja, we leven in tragische tijden. Maar te veel mensen halen tragiek en wanhoop door elkaar.

‘Ik haat mijn tijd,’ schreef Saint-Exupéry, vlak voor zijn dood. … ik zeg het hem niet na. Ook al is het soms verleidelijk me van deze treurige, schrale wereld af te keren! Maar dit is nu eenmaal onze tijd en als we onszelf haten kunnen we niet leven.

Want niet bemind worden is een tegenslag, niet beminnen maakt ongelukkig. aan dat ongeluk gaan we momenteel allemaal ten onder. … In het geschreeuw waar we tussen leven is liefde niet mogelijk en recht niet genoeg.

Midden in de winter leerde ik eindelijk dat ik een onoverwinnelijke zomer in me droeg. (motto van Caroline Pauwels)

Maar als je een deel afwijst van wat is, moet je zelf afzien van het bestaan; je moet er dan van afzien op een andere manier te leven of te beminnen dan bij volmacht. Zo is er ook een liefde voor het leven die niets van het leven verwerpt en dat is een deugd die ik hoger aansla dan wat ook ter wereld.

Ik heb altijd al het gevoel gehad dat ik leefde op volle zee, bedreigd, maar temidden van een vorstelijk geluk.

Wanneer eindigt de nacht?

Een rabbi vroeg eens aan een van zijn leerlingen: “Weten jullie wanneer de nacht eindigt en de dag begint?”

De leerlingen dachten na over de vraag van de rabbi.

Een van hen antwoordde: “is dat misschien het moment waarop je uit de verte een hond van een schaap kunt onderscheiden?”

“Nee,” zei de rabbi.

“Is het als je van een afstand het verschil kunt zien tussen een dadelboom en een vijgenboom?”

“Nee,” zei de rabbi;

“Wanneer is het dan?” vroegen zijn leerlingen.

“De dag begint als je in de gezichten van de mensen die je tegenkomt je broeders en zusters herkent,” antwoordde de rabbi. “Tot dat moment is de nacht nog bij ons.”

(Overgenomen uit het boekje In de geest van Martin Buber , samengesteld door Bette Westera & Sylvia Weve)

LOF van de VREDE (vrij naar Erasmus)

Volgens de humanist Erasmus heeft de natuur de mensen een zachte en vriendelijke inborst gegeven, die hen wel&willend doet zijn naar elkaar toe. En in tegenstelling tot het dierenrijk, bezit de mens bovendien de macht van het gezond verstand en de gave van het woord, wat hem zo bijzonder geschikt maakt om harmonie en goede verstandhoudingen te scheppen.

Waarom leven mensen dan meer in conflict en oorlog dan in harmonie?! = dat vraagt hij zich, wellicht met u en mij, af …

Als de demonen hebzucht, heerszucht en eerzucht, wraak en toorn, bij de mens de kop opsteken en de bovenhand halen, dan zijn zij de oorzaak van onverzadigbare vechtzucht.

Alleen naastenliefde, samenhorigheid en welwillendheid brengen harmonie en vrede.

Vorsten en staatsleiders zouden daarom een waardige morele politiek moeten voeren. En dat is dan weer een kwestie van persoonlijk pedagogisch ‘adeldom’ = het onderdrukken van hun egoïstische belangen en andere ondeugden, plus het ontwikkelen van hun goede eigenschappen.

Als een staatshoofd toch meent oorlog te moeten voeren, gerechtvaardigd door zelfverdediging (een aanval afweren en de openbare rust garanderen), dan moet die ‘vorst’ volgens Erasmus zeker en ernstig ook het praktische aspect afwegen, namelijk of het werkelijk loont vrede met oorlog te behalen&betalen!  Vernielde dorpen, platgebrande akkers, stagnerende handel en een kwijnend cultureel en spiritueel leven, zullen nooit opwegen tegen mogelijke voordelen als gebiedsuitbreiding of het veiligstellen van o.m. dynastieke belangen. Alle oorlogen worden eigenlijk gevoerd ten nadele van de bevolkingen. En eenmaal een oorlog is ontbrand, is die helaas nog moeilijk te stuiten.

Mocht het toch tot een oorlog komen, dan stelt Erasmus voor een internationale scheidsrechter aan te stellen.

Vrede zij met u = allen, van goede wil, en zeker ook de andere!

NB 1: de tekst bevat kerngedachten uit het traktaat ‘De Klacht van de Vrede’ van Erasmus

NB 2: de woorden in cursief verwijzen naar specifieke begrippen bij specifieke filosofen